Principieel zullen weinigen het durven oneens te zijn met volgende stelling: iedereen mens is gelijkwaardig.
Dus ook kwetsbare groepen. Dus ook mensen in armoede. En zelfs als bepaalde beleidsmakers of politieke partijen het eigenlijk niet eens zijn met dit uitgangspunt, zullen ze dit toch niet snel hardop tegenspreken of verstoppen achter een cultuur dat iedereen gelijke kansen heeft, zolang ze zich maar voldoende inspannen of aan de juiste norm voldoen.
Uiteraard moeten we de gelijkwaardigheid van kwetsbare groepen blijven verdedigen. Des te meer in het huidig politiek klimaat. Nancy Fraser stelt dat een samenleving enkel sociaal rechtvaardig is als elk individu in die samenleving als gelijkwaardige kan participeren aan die samenleving. Volgens haar knelt hier het schoentje bij kwetsbare groepen, want door een gigantisch complex samenspel van onrechtvaardigheden op het economische, culturele en politieke vlek, is dit ideaal allerminst een realiteit. Mensen in armoede zijn hier een mooi voorbeeld van, want ze hebben zowel een gebrek aan bestaansmiddelen, worden vaak als afwijkend van de norm bekeken en hebben vaak minder effectief zeggenschap in het politieke milieu.
Vanuit een geloof in sociale rechtvaardigheid en mensenrechten, zetten veel sociaal werkers zich elke dag in tegen dit onrecht en streven naar het ideaal van gelijkwaardige participatie. Dit doen ze door de structurele ongelijkheden aan te klagen, maar het start ermee dit ideaal te proberen omzetten in hun eigen praktijken. Mijn onderzoek naar Verenigingen waar Armen het Woord Nemen toonde dit mooi aan: samen wordt beslist wat belangrijk is, welke thema’s op de agenda komen, welke activiteiten men onderneemt,…
Practice what you preach is in deze praktijken leidraad. Maar, hoe ontnuchterend dit ook kan zijn, ook in deze praktijken zijn machtsverschillen onvermijdelijk. Meer zelfs, sociaal werkers die net ten volle toegewijd zijn aan het creëren van participatieve armoede-praktijken zijn des te kwetsbaar om deze machtsverschillen niet meer te zien. ‘Niet in onze praktijk luidt het dan’, waarbij men blind wordt voor de feitelijke onrechtvaardigheid die ook heerst in hun eigen praktijk. De valkuil bestaat dat men te snel en naïef denkt dat zij hier zelf niet vatbaar voor zijn door het creëren van een ‘juiste’ praktijk of werkvorm. Een ervaringsdeskundige in armoede verwoordde het mooi: ‘het is niet omdat sociaal werkers echt geloven dat we een gelijkwaardige stem hebben en ons kansen geven , dat wij dat zo voelen, zo handelen en altijd durven spreken’.
Of mogelijks ligt een deel van de kwetsbaarheid bij deze geëngageerde sociaal werkers er ook in dat twee van hun idealen soms botsen: sociale rechtvaardigheid en gelijkwaardige participatie van mensen in armoede. Dit wordt soms duidelijk als een groep mensen in armoede voorstellen doen die niet stroken met de kernwaarden van het sociaal werk of contraproductief kunnen zijn voor de collectieve strijd tegen armoede zelf. Laat je als sociaal werker mensen in armoede de doorslaggevende stem hebben in wat dan gebeurt, zelfs als dit botst met intrinsieke waarden? Moeilijk… En als je wel tussenkomt, doe je dit op een open manier of probeer je de eigen sturende rol te verbergen omdat dit bijvoorbeeld mensen terug de idee kan geven dat ze minderwaardig zijn? Het laatste is zeker een begrijpbare valkuil.
Eerder dan deze spanning te willen oplossen door onsuccesvol te streven naar perfecte praktijken, bepleit ik dat sociaal werkers net meer de potentiële kracht besloten in de feitelijke ON-gelijkwaardigheid van mensen in armoede moeten omarmen. Dit start door het zien en erkennen dat machtsverschillen tussen sociaal werkers en mensen in armoede problematisch zijn, maar inherent deel uitmaken van sociaal werkpraktijken. Het gesprek hierover durven aangaan met mensen in armoede – ook wanneer men er andere conflicterende visies op nahoudt – levert rijke inzichten op over de onrechtvaardigheden waar mensen in armoede op cultureel, economisch en politiek vlak dagelijks slachtoffer van zijn.
Vanuit deze opgedane inzichten is het dan essentieel om samen de strijd te blijven voeren en de samenleving openlijk te bevragen op haar sociaal rechtvaardigheidsgehalte. Hoewel de macht mensen in armoede én van sociaal werkers beperkt is in deze strijd, blijft dit van vitaal belang. Door beleidsmakers en de bredere samenleving keer op keer te confronteren met de afstand tussen de claim die men vaak maakt dat we allen gelijkwaardig zijn en de feitelijke structurele ongelijkwaardigheid van mensen in armoede, levert dit hopelijk kleine openingen om deze samenleving mee om te buigen naar een meer rechtvaardige samenleving.
Katrien Boone
Hogeschool West-Vlaanderen - Lector en onderzoeker - Bachelor sociaal werk
Katrien Boone startte haar carrière bij SAAMO Gent. Daarna werkte zij aan de Universiteit Gent waar ze promoveerde tot doctor in het sociaal werk met een proefschrift getiteld ‘Social work , poverty and parity of participation: A search for social justice.
In haar onderzoek onderzocht ze de complexe rol van sociaal werkers binnen Verenigingen waar Armen het Word Nemen. Sinds 2019 werkt ze in de opleiding sociaal werk in de Hogeschool West-Vlaanderen. Ze is er lector en is betrokken op onderzoek naar politiserende praktijken in het sociaal werk.
Katrien Boone
Hogeschool West-Vlaanderen - Lector en onderzoeker - Bachelor sociaal werk
Sint-Jorisstraat 71, 8000 Brugge
Katrien.boone@howest.be - +32 (0)473 32 31 85
Reactie plaatsen
Reacties